Uitspraak
18.6232 AW, 19/494 AW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
H. Lagas als leden, in tegenwoordigheid van D. Bakker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2020.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin het college van burgemeester en wethouders van Borsele een ambtenaar onvoorwaardelijk ontsloeg wegens ongepast en grensoverschrijdend gedrag. De appellant, die als ambtenaar was aangesteld, was op detacheringsbasis werkzaam bij een sociale werkvoorziening en werd beschuldigd van meerdere ongepaste gedragingen jegens vrouwelijke cliënten en collega’s. Na een feitenonderzoek, dat leidde tot een rapport met verschillende vastgestelde gedragingen, werd de appellant geschorst en uiteindelijk ontslagen. De rechtbank oordeelde dat het college niet alle gedragingen als plichtsverzuim kon aanmerken, maar bevestigde de rechtsgevolgen van het ontslag. In hoger beroep betoogde de appellant dat het college niet aannemelijk had gemaakt dat de verweten gedragingen daadwerkelijk hadden plaatsgevonden. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college op basis van voldoende deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging had kunnen verkrijgen dat de appellant de hem verweten gedragingen had begaan. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de straf van onvoorwaardelijk ontslag niet onevenredig was aan de aard en ernst van het plichtsverzuim. De Raad benadrukte dat de appellant als ontwikkelcoach en werkbegeleider bekend was met de kwetsbaarheid van de medewerkers en de geldende gedragscode.