ECLI:NL:CRVB:2021:1454
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen voorwaardelijk ontslag wegens plichtsverzuim van ambtenaar
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een voorwaardelijk ontslag van een ambtenaar, appellant, die sinds 1987 werkzaam was bij de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid. Appellant heeft in het verleden disciplinair gestraft gedrag vertoond, waaronder het versturen van ongepaste Whatsapp-berichten en het onjuist benaderen van een burger tijdens een wachtdienst. Het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst heeft appellant op 2 november 2017 voorwaardelijk ontslag opgelegd wegens zeer ernstig plichtsverzuim, met de voorwaarde dat het ontslag niet ten uitvoer zou worden gelegd als appellant zich gedurende drie jaar niet schuldig maakte aan soortgelijk gedrag.
De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit van het dagelijks bestuur ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het dagelijks bestuur bevoegd was om een disciplinaire straf op te leggen en dat het voorwaardelijk ontslag evenredig was aan de ernst van het plichtsverzuim. Appellant heeft in hoger beroep de uitspraak van de rechtbank bestreden, maar de Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat de rechtbank de beroepsgronden van appellant uitvoerig had besproken en dat er geen reden was om anders te oordelen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak.