Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
.In de zorgovereenkomst is slechts in algemene bewoordingen vermeld dat appellante verantwoordelijk is voor de persoonlijke verzorging en individuele begeleiding van haar zoon. Er zijn in de zorgovereenkomst geen afspraken opgenomen over een aantal essentiële onderwerpen van een arbeidsovereenkomst, zoals onder meer werktijden en vakantiedagen, vakantietoeslag, de procedure rond ziekmelding en vervanging bij ziekte en verlof. Ter zitting is aangegeven dat een tante of ander familielid bijsprong bij bijvoorbeeld ziekte van appellante. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat appellante in feite 24-uurs zorg aan haar zoon verleende en – indien noodzakelijk – ook 's nachts voor het verlenen van zorg beschikbaar was. Deze 24-uurs beschikbaarheid ging verder dan op grond van de zorgovereenkomst, die voorzag in viereneenhalf uur zorg per dag gedurende vier dagen per week, verwacht mocht worden. De omstandigheden waaronder appellante de zorgtaken verrichtte zijn daarmee niet vergelijkbaar met de omstandigheden waaronder een professionele zorgverlener zijn werkzaamheden zou hebben verricht. De rechtbank heeft geoordeeld dat zowel uit de bedoeling van partijen, de inhoud van de zorgovereenkomst als uit de wijze waarop appellante en haar zoon daaraan uitvoering hebben gegeven blijkt dat de arbeidsverhouding tussen appellante en haar zoon in overwegende mate werden beheerst door hun familieverhouding. Er is daarom geen sprake van een gezagsverhouding en niet kan worden geoordeeld dat appellante ‘in dienst van’ haar zoon was. Dat betekent dat tussen appellante en haar zoon geen sprake was van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Verder heeft de rechtbank overwogen dat geen sprake is van strijd met het evenredigheidsbeginsel. Ook is geen sprake van indirecte discriminatie van vrouwen, in de zin van artikel 4 van de Richtlijn Gelijke behandeling in de wettelijke sociale zekerheid (Richtlijn 79/7/EEG van 19 december 1978).
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
.
.