In deze zaak gaat het om het vierde verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 17 oktober 2013, ECLI:CRVB:2013:2185. Verzoekster heeft op 23 juni 2022 verzocht om herziening van deze uitspraak, die betrekking had op de weigering van de Minister van Justitie en Veiligheid om aansprakelijkheid te erkennen voor schade als gevolg van een dienstongeval. De Raad heeft het verzoek afgewezen, omdat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die tot een andere uitspraak zouden kunnen leiden.
Verzoekster was sinds 2000 werkzaam bij een bedrijf en heeft op 26 mei 2005 tijdens een verplichte dienstsport een dienstongeval gehad, waarbij zij letsel aan haar knie opliep. De minister heeft eerder geweigerd aansprakelijkheid te erkennen, en deze beslissing is door de Raad bevestigd in 2013. Verzoekster heeft in haar verzoek om herziening aangevoerd dat er nieuwe informatie is over de bevoegdheid van de bedrijfsarts die de medische keuring heeft uitgevoerd, maar de Raad oordeelde dat deze informatie niet voldoet aan de voorwaarden voor herziening.
De Raad concludeert dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. Verzoekster krijgt geen proceskosten vergoed en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is gedaan door J.J.T. van den Corput, met L.C. van Bentum als griffier, en is openbaar uitgesproken op 26 januari 2024.