In deze zaak heeft verzoekster een verzoek om herziening ingediend tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 17 oktober 2013, waarin de aansprakelijkheid van de Minister van Justitie en Veiligheid voor een dienstongeval werd behandeld. Verzoekster, werkzaam bij de Penitentiaire Inrichting, had letsel opgelopen tijdens een verplichte dienstsport. De minister had geweigerd aansprakelijkheid te erkennen voor de schade die verzoekster had geleden. In de eerdere uitspraak werd de minister in het gelijk gesteld, waarbij werd geoordeeld dat hij aan zijn zorgplicht had voldaan en dat er geen gebreken waren in het spelmateriaal of de sportzaal.
Verzoekster heeft in haar verzoek om herziening aangevoerd dat de minister zijn zorgplicht heeft geschonden, omdat hij op de hoogte was van haar medische voorgeschiedenis en geen medisch advies heeft ingewonnen. Ze heeft ook nieuwe stukken ingediend, waaronder een verklaring van de sportinstructeur die aanwezig was tijdens het ongeval. De Raad heeft echter geoordeeld dat verzoekster geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die niet eerder bekend waren en die tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. De Raad heeft geconcludeerd dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen, omdat de argumenten van verzoekster niet voldoen aan de vereisten voor herziening volgens de Algemene wet bestuursrecht.
De uitspraak is gedaan door K.J. Kraan, in tegenwoordigheid van A.M. Pasmans als griffier, en is openbaar uitgesproken op 17 mei 2018. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.