ECLI:NL:CRVB:2019:3958

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 december 2019
Publicatiedatum
10 december 2019
Zaaknummer
19/2443 AW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een dienstongeval en de zorgplicht van de werkgever

Op 2 december 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak met betrekking tot een dienstongeval. Verzoekster, die tijdens de verplichte dienstsport op 26 mei 2005 letsel aan haar linkerknie opliep, had eerder een verzoek ingediend om de aansprakelijkheid van de Minister van Justitie en Veiligheid te erkennen. De minister had deze aansprakelijkheid geweigerd, wat leidde tot een eerdere uitspraak van de Raad op 17 oktober 2013, waarin werd geoordeeld dat de minister aan zijn zorgplicht had voldaan en dat het ongeval te wijten was aan een ongelukkige samenloop van omstandigheden.

In het derde verzoek om herziening stelde verzoekster dat er een gebrek was aan de medische keuring voor de functie van PIW-er, wat volgens haar betekende dat de werkgever niet aan zijn zorgplicht had voldaan. De Raad benadrukte echter dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de uitspraak, tenzij er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. De Raad concludeerde dat, zelfs als er nieuwe feiten zouden zijn, deze niet tot een andere uitspraak zouden hebben geleid, aangezien het ongeval niet was veroorzaakt door de medische gesteldheid van verzoekster.

De Raad wees het verzoek om herziening af en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. Deze beslissing werd in het openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen dat de eerdere uitspraak van de Raad en de rechtbank correct waren en dat de zorgplicht van de werkgever was nageleefd.

Uitspraak

19.2443 AW-PV

Datum uitspraak: 2 december 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 17 oktober 2013, 12/906 AW en 12/907 AW
Partijen:
[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
de Minister van Justitie en Veiligheid (minister)
Zitting heeft: C.H. Bangma, als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: R.I.S. van Haaren
Verzoekster is ter zitting verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. R.M. Koene en P.C.A. van Breugel.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Verzoekster is op 26 mei 2005 tijdens de verplichte dienstsport ongelukkig in aanraking gekomen met een collega en heeft daarbij letsel aan haar linkerknie opgelopen. Het ongeval is aangemerkt als een dienstongeval. Bij besluit van 25 mei 2010, gehandhaafd bij besluit van 16 december 2010, heeft de minister geweigerd aansprakelijkheid te erkennen voor de schade die verzoekster dientengevolge heeft geleden.
De Raad heeft bij uitspraak van 17 oktober 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:2185, waarvan herziening wordt gevraagd, de uitspraak van de rechtbank ter zake het besluit van 16 december 2010 bevestigd. De Raad heeft met de rechtbank geoordeeld dat de minister aan de op hem als werkgever rustende zorgplicht heeft voldaan, en is evenals de rechtbank tot de conclusie gekomen dat in het geval van verzoekster veeleer sprake is geweest van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.
Verzoekster heeft aan haar (derde) verzoek om herziening ten grondslag gelegd dat er een gebrek kleeft aan de medische keuring voor de functie van PIW-er. Door dit gebrek heeft de werkgever niet aan zijn zorgplicht voldaan, aldus verzoekster.
Op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
De Raad is van oordeel dat, voor zover al sprake zou zijn van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak van 17 oktober 2013 hebben plaatsgevonden en bij verzoekster vóór deze uitspraak niet bekend waren of redelijkerwijs niet bekend konden zijn, die feiten of omstandigheden, waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, niet tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden, nu het dienstongeval te wijten is aan een ongelukkige samenloop van omstandigheden en niet is veroorzaakt door de medische gesteldheid van verzoekster. Ten aanzien van dit derde verzoek om herziening benadrukt de Raad
opnieuw - en ditmaal met klem - dat volgens zijn vaste rechtspraak het bijzondere rechtsmiddel van herziening er niet toe dient om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als hiervoor bedoeld, een hernieuwde discussie te voeren, noch om een discussie over de betreffende uitspraak te openen.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) R.I.S. van Haaren (getekend) C.H. Bangma