In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor bijstand op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo-5) door het college van burgemeester en wethouders van Landsmeer. Appellanten verbleven meer dan vier weken in het buitenland, wat hen uitsloot van het recht op bijstand. Het college heeft de aanvraag afgewezen en het eerder toegekende voorschot teruggevorderd. Appellanten stelden dat er zeer dringende redenen waren om hen toch bijstand te verlenen, maar de Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat er geen acute noodsituatie was die dit rechtvaardigde. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die het bezwaar van appellanten ongegrond had verklaard. De Raad concludeerde dat de omstandigheden die appellanten aanvoerden, zoals een verlopen visum en ziekte, niet voldoende waren om aan te tonen dat zij in een acute noodsituatie verkeerden. De enkele omstandigheid dat hun vaste lasten doorliepen tijdens hun verblijf in het buitenland was niet genoeg om bijstandverlening onvermijdelijk te maken. De uitspraak werd gedaan op 5 november 2024.