Uitspraak
25 juli 2022, 21/815 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die langer dan vier weken buiten Nederland verbleef, en de opgelegde boete. Appellant heeft van 3 augustus 2020 tot en met 27 december 2020 in Irak verbleven zonder dit tijdig te melden aan het college van burgemeester en wethouders van Zwolle, waardoor hij de inlichtingenverplichting heeft geschonden. Het college heeft op basis van onderzoek vastgesteld dat appellant ten onrechte bijstand heeft ontvangen over deze periode. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het college, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gelaten. De Raad voor de Rechtspraak bevestigt deze uitspraak, waarbij wordt gesteld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de inlichtingenverplichting niet heeft geschonden. De opgelegde boete van 25% van het benadelingsbedrag wordt ook in stand gehouden, omdat appellant niet heeft aangetoond dat hij niet in staat was om zijn verblijf in het buitenland te melden. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en dat de intrekking, terugvordering en boete blijven staan.