ECLI:NL:CRVB:2020:2405
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens niet-gemelde werkzaamheden in het buitenland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 september 2020 uitspraak gedaan over de intrekking van bijstand van een appellant op grond van de Participatiewet. De appellant had bijstand ontvangen, maar het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer heeft deze bijstand ingetrokken voor verschillende maanden in de jaren 2014 tot en met 2016. De reden voor de intrekking was dat de appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door niet te melden dat hij werkzaamheden had verricht en in het buitenland verbleef. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard.
De appellant verklaarde dat hij voor zijn broer mensen ophaalde en vervoerde in Europa, maar stelde dat hij hiervoor geen geld had ontvangen. De Centrale Raad oordeelde dat het verzorgen van vervoer van zakenrelaties van zijn broer, gezien de omvang van de activiteiten, als op geld waardeerbare werkzaamheden moet worden aangemerkt. Het was voor de appellant redelijkerwijs duidelijk dat hij melding had moeten maken van zijn verblijf in het buitenland en zijn werkzaamheden. De Raad concludeerde dat de appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden, wat leidde tot de intrekking van zijn bijstand.
De appellant voerde aan dat het onredelijk was dat hij een bedrag van € 14.735,88 moest terugbetalen, terwijl hij geen geld had ontvangen. De Raad oordeelde echter dat deze beroepsgrond niet ter beoordeling voorlag, aangezien alleen het intrekkingsbesluit aan de orde was. Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van de appellant ongegrond.