AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Verboden onderscheid in arbeidsvoorwaarden voor ambtenaren met tijdelijke aanstelling en bovenwettelijke WW-uitkering
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de aanstelling van appellant op 16 november 2019 en zijn verzoek om een bovenwettelijke WW-uitkering op grond van het BBWR. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellant, die in tijdelijke dienst was, niet voldoet aan de definitie van 'betrokkene' zoals bedoeld in het BBWR, dat enkel van toepassing is op ambtenaren in vaste dienst. De Raad volgt het oordeel van de rechtbank Gelderland, die eerder het verzoek van appellant had afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het onderscheid tussen ambtenaren met een tijdelijke en een vaste aanstelling geen verboden onderscheid vormt, omdat het legitieme doelen dient, zoals het bieden van compensatie voor de schending van legitieme verwachtingen en het bevorderen van het gebruik van flexibel personeel. De Raad bevestigt dat het gemaakte onderscheid objectief gerechtvaardigd is en dat de afwijzing van de bovenwettelijke WW-uitkering terecht was. Appellant heeft ook verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, wat de Raad toekent, en veroordeelt de Staat tot betaling van € 500,- aan appellant. De proceskosten worden eveneens vergoed.
Voetnoten
1.Algemeen Rijksambtenarenreglement.
2.Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
3.Werkloosheidswet.
4.Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk.
5.Algemene Pensioen Groep.
6.Algemene wet bestuursrecht.
7.Ambtenarenwet 2017.
8.Memorie van Toelichting, Kamerstukken TK 2002-2003, 28992, nr. 3.
9.Ambtenarenwet (oud).
10.Richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de Unice en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor betaalde tijd (PbEG L 175).
11.Hof van Justitie van de Europese Unie.
12.Hof van Justitie van de Europese Unie, arresten van 22 januari 2020, ECLI:EU:C:2020:26, 21 november 2018, ECLI:EU:C:2018:936 en 5 juni 2018, ECLI:EU:C:2018:393.
13.Besluit van 4 december 1997, Staatsblad 1997, 655.
14.Vergelijk arrest van het HvJEU van 21 juli 2011, r.o. 39 e.v., ECLI:EU:C:2011:508.
16.Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.