In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van de WIA-uitkering van appellant. Appellant ontving sinds 2 september 2019 een WIA-uitkering, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze herzien en een bedrag van € 7.777,22 teruggevorderd, omdat appellant geen melding had gemaakt van een hennepkwekerij in zijn woning. De rechtbank Gelderland had eerder de bezwaren van appellant ongegrond verklaard, maar appellant was het daar niet mee eens en ging in hoger beroep.
De Raad heeft vastgesteld dat de politie op 7 juni 2020 een hennepkwekerij in de woning van appellant heeft aangetroffen. Appellant heeft tijdens het politieonderzoek en de hoorzitting bij het Uwv veelal zijn zwijgrecht ingeroepen. Het Uwv heeft op basis van de bevindingen van de politie en eigen onderzoek de WIA-uitkering herzien en een boete opgelegd van € 1.872,-. De Raad oordeelt dat het Uwv terecht heeft gehandeld, omdat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door de hennepkwekerij niet te melden. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt vast dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. De boete blijft ook in stand, omdat het Uwv de hoogte daarvan correct heeft berekend, rekening houdend met de financiële situatie van appellant.