In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een verdachte die was veroordeeld voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De politierechter had het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 9.734,35 en de verdachte verplicht om dit bedrag aan de Staat der Nederlanden te betalen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis vroeg. De raadsvrouw van de verdachte voerde verweer tegen de hoogte van het geschatte voordeel. Het hof heeft het bestreden vonnis vernietigd, omdat het zich niet kon verenigen met de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte door middel van het telen van hennep en de diefstal van elektriciteit wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
Het hof heeft de totale bruto-opbrengst van de hennepteelt vastgesteld op € 20.405,76, na het toepassen van de relevante normen en berekeningen. Na aftrek van de kosten, die in totaal € 3.483,43 bedroegen, heeft het hof het netto geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 16.922,33. De verdachte is verplicht om dit bedrag aan de Staat der Nederlanden te betalen. Daarnaast heeft het hof de duur van de gijzeling bepaald op maximaal 338 dagen, indien de verdachte niet aan de betalingsverplichting voldoet. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.