ECLI:NL:CRVB:2024:1806
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaren tegen betaalspecificaties van uitkering
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank de bezwaren van appellante tegen de betaalspecificaties van haar uitkering niet ontvankelijk heeft verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 18 september 2024 uitspraak gedaan. Appellante ontving een IVA-uitkering van het Uwv en had bezwaren ingediend tegen verschillende betaalspecificaties en een jaaropgave. Het Uwv verklaarde deze bezwaren niet-ontvankelijk, omdat de betaalspecificaties geen besluiten zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft deze beslissing bevestigd, waarbij zij oordeelde dat de betaalspecificaties geen wijziging in de uitkeringsrechten van appellante met zich meebrachten.
Tijdens de zitting op 22 februari 2024 was appellante niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. P.C.P. Veldman. De Raad heeft het onderzoek na de zitting heropend en partijen de gelegenheid gegeven om te reageren op een brief van 12 april 2024. Uiteindelijk heeft de Raad geoordeeld dat de rechtbank terecht de bestreden besluiten in stand heeft gelaten. De gronden die appellante in hoger beroep aanvoerde, waren in wezen een herhaling van eerdere argumenten en de Raad vond geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de eerdere beslissingen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante geen recht heeft op vergoeding van griffierechten, aangezien het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor appellante om zich tot de civiele rechter te wenden als zij het niet eens is met de beslaglegging op haar vakantietoeslag.