ECLI:NL:CRVB:2018:2359
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van WIA-uitkering bezwaar
In deze zaak heeft appellante, zonder vaste woon- of verblijfplaats, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 21 augustus 2017 de beroepen van appellante tegen vier besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond heeft verklaard. De besluiten betroffen de niet-ontvankelijkheid van bezwaren die appellante had ingediend tegen de betaalbaarstelling van haar WIA-uitkering, betaalspecificaties en een jaaropgave. De Centrale Raad van Beroep heeft op 26 juli 2018 uitspraak gedaan in deze zaak.
Appellante had verzocht om haar WIA-uitkering wekelijks uit te betalen, maar het Uwv verklaarde haar bezwaar niet-ontvankelijk, omdat er geen besluit was dat op haar verzoek betrekking had. De rechtbank heeft deze beslissing van het Uwv onderschreven en vastgesteld dat de betaalspecificaties en de jaaropgave geen besluiten zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank volledig onderschreven en bevestigd dat de betaalspecificaties geen wijzigingen in de uitkeringsrechten van appellante bevatten.
De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.