ECLI:NL:CRVB:2024:1742

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 september 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
23/922 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar na tien jaar tegen besluit ANW-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Het betreft een geschil over de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar dat appellant, na een periode van tien jaar, had ingediend tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) uit 2011. Appellant had in 2011 een aanvraag voor een ANW-uitkering ingediend, welke was afgewezen. Pas in september 2020, na het overlijden van zijn echtgenote, heeft appellant opnieuw verzocht om toekenning van de ANW-uitkering, wat door de Svb werd aangemerkt als een verzoek om terug te komen van het eerdere besluit. De Svb verklaarde het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk, omdat dit te laat was ingediend. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard.

De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het aan de Svb is om aan te tonen dat appellant het besluit uit 2011 heeft ontvangen, vooral omdat het besluit niet aangetekend was verzonden. Echter, de Raad oordeelt dat de lange periode van tien jaar, waarin appellant geen bezwaar heeft gemaakt, en zijn kennis van de gevolgen van het besluit, meebrengen dat de Svb niet verplicht is om de verzending van het besluit tien jaar later aan te tonen. De enkele ontkenning van ontvangst door appellant is onvoldoende om aan te nemen dat het bezwaar tijdig is ingediend. De Raad bevestigt daarmee de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van appellant ongegrond. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

23/922 ANW
Datum uitspraak: 5 september 2024
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 9 maart 2023, 22/1420 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
SAMENVATTING
Het ontbreken van een verzendadministratie kan in de situatie van appellant er niet toe leiden dat moet worden aangenomen dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend. Appellant heeft pas na tien jaar een bezwaarschrift ingediend terwijl hij op de hoogte was van het rechtsgevolg van het besluit van 22 augustus 2011. De enkele ontkenning van de ontvangst van dat besluit brengt in redelijkheid niet met zich mee dat het bestuursorgaan de verzending daarvan tien jaar later nog aannemelijk moet maken. Dit betekent dat de Svb het bezwaar van appellant terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. I. Rhodes, advocaat, hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 27 juni 2024. Namens appellant is verschenen mr. E.A. Grondman, advocaat en kantoorgenoot van mr. Rhodes. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C. van der Voorn.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant is op [datum] 2011 in het huwelijk getreden met [naam echtgenote] . [naam echtgenote] is op [datum] 2011 overleden. De door appellant aangevraagde ANW [1] -uitkering is afgewezen met een besluit van 22 augustus 2011.
1.2.
In september 2020 heeft appellant opnieuw verzocht om toekenning van een ANWuitkering vanwege het overlijden van [naam echtgenote] . De Svb heeft dit verzoek aangemerkt als een verzoek om terug te komen van het besluit van 22 augustus 2011. Met een besluit van 28 september 2021 is aan appellant met terugwerkende kracht tot 1 september 2019 een ANW-uitkering toegekend.
1.3.
Met een besluit van 9 maart 2022 (bestreden besluit) is het bezwaar van appellant van 7 oktober 2021 dat was gericht tegen het besluit van 22 augustus 2011 niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het bezwaar te laat is ingediend. Volgens de Svb is het niet aannemelijk dat appellant het besluit van 22 augustus 2011 niet heeft ontvangen.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Hij is van mening dat de Svb niet kan aantonen dat hij het besluit wel heeft ontvangen omdat een deugdelijke verzendadministratie bij de Svb ontbreekt.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
In geschil is uitsluitend de vraag of appellant tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 22 augustus 2011.
4.2.
Het is vaste rechtspraak [2] van de Raad dat het aan het bestuursorgaan is om aannemelijk te maken dat een betrokkene een besluit heeft ontvangen wanneer een besluit niet aangetekend is verzonden en de ontvangst daarvan door de betrokkene wordt betwist. Een vermoeden van ontvangst van een besluit kan in zo’n geval in beginsel pas worden aangenomen nadat het bestuursorgaan de verzending daarvan aannemelijk heeft gemaakt, waarvoor van belang is of een deugdelijke verzendadministratie wordt gevoerd.
4.3.
In navolging van zijn uitspraak van 21 december 2023 [3] is de Raad van oordeel dat de in 4.2 bedoelde rechtspraak in de situatie van appellant er niet toe kan leiden dat het bezwaarschrift van 7 oktober 2021 tijdig is ingediend. Het heeft ruim tien jaar geduurd voordat appellant bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 22 augustus 2011, terwijl hij toen al op de hoogte was van het rechtsgevolg van dit besluit. Hij kreeg de aangevraagde ANW-uitkering immers niet uitbetaald. De enkele ontkenning door appellant van de ontvangst van het besluit van 22 augustus 2011 brengt dan in redelijkheid niet met zich mee dat de Svb de verzending daarvan tien jaar later nog aannemelijk moet maken.
4.4.
Dit betekent dat de Svb het bezwaar van appellant terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Conclusie en gevolgen

4.5.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het bestreden besluit waarbij het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard, in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A. van Gijzen als voorzitter en H. Lagas en M.L. Noort als leden, in tegenwoordigheid van M. Dafir als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 september 2024.
(getekend) A. van Gijzen
(getekend) M. Dafir

Voetnoten

1.Algemene nabestaandenwet.
2.Bijvoorbeeld de uitspraak van 11 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2265.