Uitspraak
OVERWEGINGEN
Samenvatting
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 26 februari 2021 ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de nabestaanden- en halfwezenuitkering op grond van de Algemene Nabestaandenwet (ANW). Betrokkene ontving sinds december 2003 deze uitkering, maar voldeed niet meer aan de voorwaarden omdat haar jongste kind in januari 2009 de leeftijd van achttien jaar bereikte. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft in een besluit van 30 oktober 2008 vastgesteld dat betrokkene tot en met 31 januari 2009 recht had op de uitkering. Betrokkene heeft pas op 25 november 2020 bezwaar gemaakt tegen dit besluit, wat door de Svb als niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene gegrond verklaard, maar de Svb heeft hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het bezwaarschrift tijdig was ingediend. De Raad benadrukt dat er geen deugdelijke verzendadministratie was en dat de Svb niet aannemelijk heeft gemaakt dat het besluit van 30 oktober 2008 was ontvangen. Echter, de Raad oordeelt dat de lange periode van bijna twaalf jaar waarin betrokkene geen bezwaar heeft gemaakt, betekent dat het bezwaar niet tijdig is ingediend. De Raad houdt vast aan de rechtspraak dat een vermoeden van ontvangst pas kan worden aangenomen als het bestuursorgaan de verzending aannemelijk heeft gemaakt. In dit geval is dat niet gebeurd, maar de Raad oordeelt dat de Svb het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit van de Svb wordt ongegrond verklaard. De Raad bevestigt dat de Svb het bezwaar van betrokkene terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, en de beslissing van de Svb blijft in stand.