In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant had bezwaar gemaakt tegen besluiten van de Sociale verzekeringsbank (Svb) die hem op 4 maart 2016 waren verzonden, maar die hij nooit had ontvangen. De Svb had het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de besluiten op 4 maart 2016 waren verzonden. De Raad concludeerde dat er geen deugdelijke verzendadministratie was en dat de besluiten pas op 11 mei 2016 waren verzonden. Hierdoor was het bezwaarschrift dat op 27 mei 2016 door de Svb was ontvangen tijdig ingediend. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep gegrond. De Svb werd opgedragen om het bezwaarschrift opnieuw in behandeling te nemen en een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Tevens werd de Svb veroordeeld in de proceskosten van de appellant tot een bedrag van € 1.536,-.