Op 22 augustus 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van verzoekster, die een verzoek om herziening indiende tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 30 april 2021. In deze eerdere uitspraak werd het strafontslag van verzoekster, verleend door de korpschef van Politie wegens plichtsverzuim, bevestigd. Verzoekster stelde dat er nieuwe feiten en omstandigheden waren die herziening rechtvaardigden, maar de Raad oordeelde dat deze niet voldeden aan de strikte voorwaarden voor herziening zoals vastgelegd in artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad concludeerde dat de aangevoerde argumenten van verzoekster geen nieuwe feiten of omstandigheden betroffen, maar eerder een hernieuwde discussie over de eerdere uitspraak. De Raad wees het verzoek om herziening af en handhaafde de eerdere uitspraak, waarbij verzoekster geen proceskostenvergoeding ontving. De korpschef had verzocht om vergoeding van zijn proceskosten, maar de Raad oordeelde dat er geen sprake was van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht door verzoekster. De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden voor herziening en de noodzaak voor nieuwe, niet eerder bekende feiten die tot een andere uitspraak zouden kunnen leiden.