ECLI:NL:CRVB:2024:1194
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verlaging van de nabestaandenuitkering op basis van het woonlandbeginsel voor een in Algerije wonende appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de verlaging van de nabestaandenuitkering van appellante, die in Algerije woont. De Raad heeft geoordeeld dat de verlaging van de uitkering, die is gebaseerd op het woonlandbeginsel, niet in strijd is met de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en Algerije. De appellante had vanaf 1 januari 1999 recht op een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) na het overlijden van haar echtgenoot, die in Nederland had gewerkt. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft de uitkering per 1 november 2012 beëindigd, maar deze werd later met terugwerkende kracht hersteld. Echter, de Svb heeft de uitkering vanaf 1 januari 2013 verlaagd op basis van het kostenniveau in Algerije, wat leidde tot een percentage van 60% van het maximale bedrag aan nabestaandenuitkering. De Raad heeft prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU), die bevestigden dat de verlaging op basis van het woonlandbeginsel rechtmatig was, mits deze niet in strijd is met het recht op vrije overmaking van de uitkering. De Raad heeft geconcludeerd dat de verlaging van de uitkering terecht is toegepast, en het hoger beroep van appellante is afgewezen. De uitspraak bevestigt dat de Svb de juiste procedure heeft gevolgd en dat de appellante geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht.