Uitspraak
20 2597 WMO15
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
.De rechtbank heeft hiertoe, voor zover van belang, overwogen dat bestreden besluit 2 een besluit als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is. Betrokkene heeft onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van een beroep tegen bestreden besluit 2, omdat het college hiermee volledig is tegemoet gekomen aan betrokkene. Verder heeft betrokkene geen belang bij een inhoudelijk oordeel over de periode vóór bestreden besluit 2. Betrokkene heeft namelijk de maatwerkvoorziening in natura ontvangen en deze periode is al verstreken. Verder heeft betrokkene in dit kader weliswaar gesteld dat haar woning in die periode is vervuild, maar niet is gebleken dat zij in dit verband kosten heeft gemaakt en in zoverre schade heeft geleden. Dit betekent dat ook het beroep tegen bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk is.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij het beroep tegen het besluit van 17 juni 2019 niet-ontvankelijk is verklaard;
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) tot betaling aan appellanten van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 900,-;
- veroordeelt het college tot betaling aan appellanten van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 100,-;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade voor het overige af;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van appellanten tot een bedrag van € 209,25;
- veroordeelt het college in de proceskosten van appellanten tot een bedrag van € 1.046,25;
- bepaalt dat de griffier van de Raad het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 131,- aan appellanten terugbetaalt.