In deze zaak gaat het om de terugvordering van de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) die appellante van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft ontvangen, alsook om de boete die aan haar is opgelegd. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de terugvordering en de boete, maar de Svb heeft deze handhaafd met een besluit van 4 november 2019. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarna appellante hoger beroep heeft ingesteld. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 2 mei 2023 uitspraak gedaan in deze zaak.
De Raad oordeelt dat appellante ten onrechte AIO-aanvulling heeft ontvangen omdat zij de Svb niet heeft ingelicht over haar vermogen in Turkije. De Svb heeft de AIO-aanvulling ingetrokken en een terugvordering ingesteld van € 24.258,62, alsook een boete van € 1.811,66 opgelegd. De Raad heeft echter geoordeeld dat de terugvordering moet worden gematigd tot € 8.533,- en de boete verlaagd tot € 1.488,99. De Raad heeft vastgesteld dat de Svb onvoldoende deugdelijke gronden heeft aangevoerd voor de hoogte van de terugvordering en dat appellante materieel te veel AIO-aanvulling heeft ontvangen.
De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, ondanks de hoge leeftijd en het lage inkomen van appellante. De boete is vastgesteld op basis van het benadelingsbedrag en de Raad heeft geconcludeerd dat appellante voldoende draagkracht heeft om de boete te voldoen. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het beroep van appellante is gegrond verklaard, met een vergoeding van de proceskosten.