ECLI:NL:CRVB:2023:86
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en gokinkomsten
In deze zaak heeft appellante, een alleenstaande, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die haar beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ongegrond had verklaard. De zaak betreft de gedeeltelijke weigering van bijstandsverlening op basis van de Participatiewet (PW) vanwege onvoldoende inzicht in de gokinkomsten van appellante. Appellante had in juni 2019 een aanvraag ingediend voor bijstand, maar het college weigerde deze op 3 september 2019 omdat zij niet de gevraagde informatie over haar online gokactiviteiten had verstrekt. Na een tweede aanvraag in december 2019, waarbij het college een onderzoek instelde naar haar financiële situatie, werd vastgesteld dat appellante in de maanden september en oktober 2019 inkomsten had die boven de bijstandsnorm lagen. Het college concludeerde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij recht had op bijstand, vooral vanwege het ontbreken van een deugdelijke administratie van haar gokactiviteiten. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat zij recht had op aanvullende bijstand, maar de Raad oordeelde dat zij niet voldoende bewijs had geleverd om haar standpunt te onderbouwen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.