In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellant. Appellant had van 30 juni 2011 tot 5 december 2011 een uitkering op grond van de Ziektewet, maar deze werd per 18 juli 2011 beëindigd omdat hij niet had gemeld dat hij in die periode werkzaamheden had verricht in de teelt en het onderhoud van hennep. Appellant werd in een strafzaak op 14 oktober 2013 veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij een hennepkwekerij, maar vrijgesproken van het niet voldoen aan de inlichtingenverplichting van de Ziektewet. Hij verzocht het Uwv om herziening van het besluit tot beëindiging van zijn uitkering, maar dit verzoek werd afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de vrijspraak van appellant in de strafzaak een nieuw feit was dat het Uwv had moeten onderzoeken. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit, en droeg het Uwv op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij het uitgangspunt is dat appellant niet heeft gehandeld in strijd met de inlichtingenverplichting van de Ziektewet. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat nadere besluitvorming door het Uwv noodzakelijk is.