ECLI:NL:CRVB:2023:584
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van extreem laag waterverbruik en hoofdverblijf op uitkeringsadres
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 16 april 2010 bijstand ontving. Het college van burgemeester en wethouders van Borger-Odoorn heeft de bijstand van appellant met ingang van 27 oktober 2015 ingetrokken, omdat hij zijn hoofdverblijf niet op het uitkeringsadres zou hebben gehad. Dit werd onderbouwd door extreem laag waterverbruik op het uitkeringsadres. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de watermeter defect was en dat hij wel degelijk op het uitkeringsadres woonde. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college terecht heeft aangenomen dat het waterverbruik extreem laag was en dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf op het uitkeringsadres had. De Raad stelt vast dat de watermeter op 12 juni 2020 defect was, maar dit was na de te beoordelen periodes. Appellant heeft niet kunnen weerleggen dat hij in de relevante periodes niet op het uitkeringsadres woonde. De Raad bevestigt de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De intrekking van de bijstand, de terugvordering van de gemaakte kosten en de opgelegde boete blijven in stand. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.