ECLI:NL:CRVB:2023:375
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WGA-vervolguitkering en geschiktheid van geselecteerde functies voor appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WGA-vervolguitkering van appellant. Appellant, die sinds 28 september 2015 arbeidsongeschikt is als servicemonteur, had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen. Na een herbeoordeling door het Uwv in 2019, waarbij zijn arbeidsongeschiktheid op 100% werd vastgesteld, volgden meerdere besluiten die leidden tot de conclusie dat appellant per 20 februari 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het Uwv beëindigde daarop de uitkering.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn beperkingen zijn onderschat en dat hij niet in staat is de geselecteerde functies uit te voeren. De Raad heeft echter geoordeeld dat het onderzoek door het Uwv zorgvuldig is geweest en dat er geen reden is om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank heeft de beroepsgronden van appellant afdoende besproken en geoordeeld dat de geselecteerde functies in medisch en arbeidskundig opzicht geschikt zijn voor appellant. De Raad onderschrijft dit oordeel en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De Raad heeft ook opgemerkt dat appellant zijn stellingen over zijn opleiding en werkervaring niet voldoende heeft onderbouwd. De Raad concludeert dat het Uwv terecht de WGA-vervolguitkering van appellant per 20 februari 2020 heeft beëindigd, en dat de aangevallen uitspraak wordt bevestigd voor zover deze is aangevochten.