Uitspraak
19 1104 WMO15
PROCESVERLOOP
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, geboren in 1961 en bekend met een posttraumatische stressstoornis (PTSS), had een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) voor de aanschaf van een PTSS-hulphond, inclusief training en gebruikskosten in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). Het college van burgemeester en wethouders van Meierijstad heeft deze aanvraag afgewezen, stellende dat de hulphond geen passende bijdrage levert aan de zelfredzaamheid en participatie van de appellant, en dat de kosten van de hulphond een overwegend therapeutische doelstelling hebben, wat niet onder de Wmo 2015 valt.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat de appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan. In hoger beroep heeft de appellant betwist dat de hulphond primair een therapeutische functie heeft en heeft hij nieuwe wetenschappelijke bevindingen over de effectiviteit van hulphonden ingebracht. Het college heeft echter zijn standpunt herhaald dat de hulphond geen passende bijdrage levert aan de zelfredzaamheid van de appellant, mede omdat eerdere plaatsingen van hulphonden bij de appellant zijn mislukt.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het college voldoende heeft gemotiveerd dat de hulphond in dit specifieke geval geen passende bijdrage levert aan de zelfredzaamheid en participatie van de appellant. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, met verbetering van gronden, en heeft geoordeeld dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een vergoeding van de proceskosten van de appellant.