ECLI:NL:CRVB:2023:342
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van ZW-uitkering en weigering WIA-uitkering na beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die zich op 4 januari 2016 ziek meldde met diverse klachten, ontving aanvankelijk een Ziektewet (ZW) uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde deze uitkering per 22 december 2017, omdat appellant in staat werd geacht meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Tevens weigerde het Uwv een WIA-uitkering, omdat de wachttijd van 104 weken niet was volgemaakt. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv onvoldoende had gemotiveerd waarom een urenbeperking niet meer nodig was, maar het Uwv herzag zijn besluit na een nieuwe beoordeling.
In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn vermoeidheidsklachten onvoldoende waren erkend en dat er nog steeds een urenbeperking nodig was. De Raad oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat de medische beoordeling van de verzekeringsarts voldoende onderbouwd was. De Raad bevestigde dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellant, ondanks zijn klachten. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de beëindiging van de ZW-uitkering en de weigering van de WIA-uitkering, en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.