ECLI:NL:CRVB:2016:4971
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de belastbaarheid van appellant in het kader van de Ziektewet na beëindiging van het dienstverband
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zijn recht op een Ziektewet-uitkering beëindigde. Appellant, die als medewerker in een cafetaria werkte, meldde zich op 30 april 2013 ziek met rugklachten. Na een eerstejaars Ziektewetbeoordeling werd zijn uitkering voortgezet, maar na een tweede beoordeling in 2014 concludeerde het Uwv dat hij weer in staat was om meer dan 65% van zijn loon te verdienen. Appellant was het hier niet mee eens en stelde dat zijn beperkingen door lichamelijke klachten, waaronder diabetes mellitus, niet goed waren ingeschat. Hij voerde aan dat het Uwv onzorgvuldig had gehandeld door geen informatie op te vragen bij zijn behandelend arts.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende informatie had om de belastbaarheid van appellant te beoordelen. De Raad concludeerde dat er geen noodzaak was voor aanvullende medische informatie, aangezien appellant's diabetes onder controle was en zijn rugklachten al in de beoordeling waren meegenomen. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de arbeidsdeskundige voldoende had gemotiveerd dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant. De uitspraak werd gedaan op 7 december 2016.