Uitspraak
21.1038 PW
24 februari 2021, 20/1066 en 20/1199 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had de beroepen van appellanten niet-ontvankelijk verklaard omdat zij de verschuldigde griffierechten niet binnen de gestelde termijn hadden voldaan. Appellanten, die bijstand ontvingen op grond van de Participatiewet, hadden bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een oven en een wasmachine, maar hun aanvragen waren afgewezen door het dagelijks bestuur van de Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug.
De Raad heeft overwogen dat de rechtbank niet onrechtmatig heeft gehandeld door de beroepen niet-ontvankelijk te verklaren. Appellanten hadden geen geldige reden gegeven voor het niet tijdig betalen van de griffierechten. De Raad heeft ook de argumenten van appellanten over de inkomensgrens voor vrijstelling van griffierechten beoordeeld, maar deze werden verworpen. De Raad bevestigde dat de rechtbank de inkomensgrens van 95% van de bijstandsnorm voor een alleenstaande correct had toegepast.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig voldoen aan griffierechten in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.