ECLI:NL:CRVB:2016:2930
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten griffierecht en voorlopige voorzieningenprocedures
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van griffierecht door appellanten, die van mening zijn dat hun bijstand ten onrechte was geblokkeerd en ingetrokken. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er geen indringende toets van de noodzaak van de procedure hoeft plaats te vinden, omdat dit in strijd zou zijn met het recht op toegang tot een onafhankelijke rechter, zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De Raad stelt dat het bestuursorgaan terughoudend moet zijn bij de beoordeling van de noodzaak van de procedure en zich moet beperken tot de vraag of de procedure op voorhand kansloos was. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en draagt het dagelijks bestuur op om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand. Tevens wordt het dagelijks bestuur veroordeeld in de proceskosten van appellanten, die zijn begroot op € 1.984,-. De uitspraak benadrukt het belang van de toegang tot rechtsbescherming en de noodzaak om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden.