ECLI:NL:CRVB:2021:3167
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 december 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellanten tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellanten, die in deze procedure als partijen zijn aangeduid, hebben op 30 maart 2021 een brief ontvangen waarin hen werd gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht van € 134,-. In deze brief werd hen medegedeeld dat het bedrag uiterlijk 28 dagen na verzending op de aangegeven bankrekening moest zijn bijgeschreven. Ondanks herhaalde aanmaningen en een verzoek om vrijstelling van het griffierecht, hebben appellanten het griffierecht niet tijdig voldaan. De Raad heeft het verzoek om het hoger beroep zonder betaling van griffierecht te behandelen afgewezen, omdat appellanten niet in aanmerking kwamen voor vrijstelling op basis van hun inkomen. De Raad heeft geconcludeerd dat op basis van de beschikbare gegevens niet kan worden geoordeeld dat appellanten niet in verzuim zijn geweest. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder verder onderzoek. De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.