ECLI:NL:CRVB:2022:2144
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van hoger beroep wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 oktober 2022 uitspraak gedaan over het verzet van appellanten tegen de niet-ontvankelijkverklaring van hun hoger beroep. De Raad had eerder op 26 april 2022 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat de appellanten geen griffierecht hadden betaald. Appellanten hebben verzet aangetekend en voerden aan dat de wijze van beoordeling van hun inkomen voor de vrijstelling van het griffierecht niet correct was. Ze stelden dat de Raad ten onrechte uitging van hun gezamenlijke inkomen in plaats van hun individuele situatie. De Raad heeft de argumenten van appellanten overwogen, maar oordeelde dat zij niet aannemelijk hadden gemaakt dat het griffierecht hen wezenlijk belemmerde in hun recht op toegang tot de rechter. De Raad benadrukte dat de heffing van griffierecht in het algemeen de toegang tot de rechter niet ontnam, maar dat in specifieke gevallen vrijstelling kon worden verleend. Appellanten hadden echter niet binnen de gestelde termijn aangetoond dat zij het griffierecht niet konden betalen. De Raad verklaarde het verzet ongegrond en wees het verzoek om bijzondere bijstand af, met de opmerking dat appellanten zich hiervoor tot het dagelijks bestuur moesten wenden. De uitspraak werd gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van griffier L. van der Veldt.