ECLI:NL:CRVB:2022:314

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 februari 2022
Publicatiedatum
21 februari 2022
Zaaknummer
21/1038 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 februari 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellanten tegen de niet-ontvankelijk verklaring van hun beroep. De appellanten, [betrokkene 1] en [betrokkene 2], hadden eerder verzocht om vrijstelling van betaling van griffierecht, maar dit verzoek was afgewezen. De Raad had het hoger beroep van appellanten niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was betaald. Appellanten hebben hiertegen verzet aangetekend.

In het verzet is gebleken dat appellanten na de afwijzing van hun verzoek om vrijstelling nogmaals in de gelegenheid hadden moeten worden gesteld om het griffierecht te voldoen. De Raad oordeelde dat deze procedurele fout had geleid tot een onterecht niet-ontvankelijk verklaring. Daarom werd het verzet gegrond verklaard, en de eerdere uitspraak van de Raad van 14 december 2021 werd vernietigd. Het onderzoek in de zaak wordt voortgezet, waarbij appellanten een laatste kans krijgen om het griffierecht te voldoen.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige procedure, waarbij partijen de kans moeten krijgen om aan hun verplichtingen te voldoen voordat er definitieve beslissingen worden genomen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling in deze fase van de procedure.

Uitspraak

Datum uitspraak: 21 februari 2022
21/1038 PW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzet als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 24 februari 2021, 20/1066 en 20/1199 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[betrokkene 1] en [betrokkene 2] te [woonplaats] (appellanten)
het dagelijks bestuur van de Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug (dagelijks bestuur)

PROCESVERLOOP

De Raad heeft het hoger beroep van appellanten tegen de aangevallen uitspraak van
24 februari 2021 niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft die beslissing genomen op grond van de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Appellanten zijn het niet eens met de niet-ontvankelijk verklaring en hebben verzet ingediend.

OVERWEGINGEN

De Raad heeft het hoger beroep van appellanten in de uitspraak van 14 december 2021
niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet is betaald.
In verzet is gebleken dat appellanten na de brief van de Raad van 7 mei 2021, waarin het verzoek om vrijstelling van betaling van griffierecht werd afgewezen, nogmaals in de gelegenheid hadden moeten worden gesteld het griffierecht te voldoen.
Dit betekent dat het verzet gegrond wordt verklaard, de uitspraak van de Raad van
14 december 2021 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Appellanten krijgen een laatste termijn om het griffierecht te voldoen.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2022.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) K.R. van Renswoude