Uitspraak
PROCESVERLOOP
4 oktober 2021 (bestreden besluit 2) de hoogte van de totale vordering nader vastgesteld op
€ 11.814,56. Appellant heeft gereageerd op bestreden besluit 2.
OVERWEGINGEN
Samenvatting
23 maart 2020. Volgens appellant is de oudste vordering uit 2014 verjaard. Verder zijn bij de dwangbevelen ten onrechte buitengerechtelijke kosten in rekening gebracht. De Raad komt tot het oordeel dat hij niet bevoegd is om te oordelen over de gestelde verjaring van de vordering van 22 januari 2014 van het Uwv. Verder kan bij de bestuursrechter geen beroep worden ingesteld tegen een dwangbevel.
Inleiding
€ 419,16.
ZW-uitkering teruggevorderd.
23 maart 2020 aan het Uwv heeft; het beroep, voor zover gericht tegen bestreden
besluit 2, gegrond verklaard, bestreden besluit 2 vernietigd, voor zover dit betrekking heeft op de hoogte van het vastgestelde bedrag aan schuld die appellant per 23 maart 2020 aan het Uwv heeft; het primaire besluit van 23 maart 2020 herroepen, voor zover het betrekking heeft op de hoogte van het vastgestelde bedrag aan schuld die appellant per 23 maart 2020 aan het Uwv heeft en bepaald dat appellant per 23 maart 2020 een openstaande schuld aan het Uwv heeft van € 11.463,86. De rechtbank heeft bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde gedeelten van de bestreden besluiten en dat het Uwv het door appellant betaalde griffierecht aan hem vergoedt. Tenslotte heeft de rechtbank het Uwv veroordeeld in de proceskosten.