ECLI:NL:CRVB:2023:2246
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Definitieve vaststelling van de subsidie voor loonkosten op grond van de NOW-1 en terugvordering voorschotbedrag
In deze zaak gaat het om de definitieve vaststelling van de subsidie voor loonkosten op basis van de NOW-1. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de subsidie voor de betrokken B.V. vastgesteld op € 0,-, omdat de loonsom in de subsidieperiode was gedaald ten opzichte van de referentiemaand. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het belang van de B.V. zwaarder weegt dan dat van de minister en had de subsidie vastgesteld op € 10.310,-. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat de minister terecht de subsidie op € 0,- heeft vastgesteld en het al betaalde voorschot van € 31.962,- teruggevorderd. De Raad volgt de minister in zijn belangenafweging en concludeert dat de terugvordering van het voorschot niet onevenredig is, gezien de omstandigheden van de zaak. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van de B.V. ongegrond. De minister wordt veroordeeld in de proceskosten van de B.V. tot een bedrag van € 344,14 en moet het griffierecht vergoeden.