ECLI:NL:CRVB:2023:2176
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van een boetebesluit in het bestuursrecht met betrekking tot sociale zekerheid en inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de herziening van een boetebesluit dat door het college van burgemeester en wethouders van Breda aan appellant is opgelegd. De boete van € 1.879,37 werd opgelegd omdat appellant zijn inlichtingenverplichting zou hebben geschonden. Appellant heeft echter aangevoerd dat hij zijn verplichtingen niet heeft geschonden en dat het college ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de mate van verwijtbaarheid. Het college heeft de boete herzien naar € 844,-, maar appellant is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 7 november 2023 uitspraak gedaan in deze zaak. De Raad oordeelt dat appellant geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden heeft aangevoerd die de herziening van de boete rechtvaardigen. De Raad stelt vast dat het college terecht heeft geoordeeld dat de boete niet verder verlaagd hoeft te worden dan het bedrag dat in het bestreden besluit is vastgesteld. De gronden van appellant slagen niet, en de Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard.
De Raad concludeert dat het niet verder herzien van de boete niet evident onredelijk is en dat er geen sprake is van dubbele bestraffing. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissingen en de boete blijft in stand.