ECLI:NL:CRVB:2023:211
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de kostendelersnorm en bewijslast bij bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toepassing van de kostendelersnorm in het kader van de bijstandsverlening aan appellante. Appellante ontvangt sinds 21 augustus 2017 bijstand op grond van de Participatiewet (PW) en is op 2 mei 2019 verhuisd naar een nieuwe woning. Na deze verhuizing heeft de gemeente Amsterdam onderzoek gedaan naar haar woon- en leefsituatie, waarbij is vastgesteld dat er twee kosten delende medebewoners in haar woning verblijven. Het college heeft vervolgens de bijstand van appellante vastgesteld met toepassing van de kostendelersnorm, omdat zij geen schriftelijke huurovereenkomst kon overleggen.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan en dat zij wel degelijk een commerciële huurrelatie had. De Raad heeft echter geoordeeld dat de bewijslast voor het aantonen van de voorwaarden voor de kostendelersnorm in beginsel op het college rust, maar dat appellante niet heeft aangetoond dat zij aan deze voorwaarden voldeed. Het ontbreken van een schriftelijke huurovereenkomst was cruciaal in deze beoordeling.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen, omdat de procedure in haar geheel nog niet langer dan vier jaar had geduurd. De Raad concludeert dat de toepassing van de kostendelersnorm door het college terecht was en dat appellante niet in aanmerking komt voor schadevergoeding.