ECLI:NL:CRVB:2023:2019
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzoek om herziening van eerdere uitspraak inzake ontslag en proceskosten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 31 mei 2018. Verzoeker had eerder een verzoek om herziening ingediend op 20 december 2021, dat op 29 september 2022 niet-ontvankelijk was verklaard omdat het verzoek onredelijk laat was ingediend. Op 28 oktober 2022 diende verzoeker opnieuw een verzoek om herziening in, waarbij hij stelde dat zijn eerdere verzoek inhoudelijk behandeld had moeten worden als het tijdig was ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Maastricht, vertegenwoordigd door mr. G.P.F. van Duren, heeft hiertegen verweer gevoerd en gesteld dat verzoeker geen nieuwe feiten heeft aangedragen en dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen.
De Raad overweegt dat op grond van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) herziening alleen mogelijk is op basis van feiten die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden en die de indiener niet bekend waren. De Raad heeft vastgesteld dat verzoeker in zijn huidige verzoek geen nieuwe feiten heeft gepresenteerd en dat het verzoek meer dan een jaar na de bekendmaking van de eerdere uitspraak is ingediend. Daarom is het verzoek om herziening onredelijk laat ingediend en wordt het niet-ontvankelijk verklaard. Het college heeft verzocht om verzoeker te veroordelen in de proceskosten, maar de Raad ziet hiervoor onvoldoende aanleiding.
De uitspraak is gedaan door mr. J.J.T. van den Corput, met M. Dafir als griffier, en is openbaar uitgesproken op 26 oktober 2023.