ECLI:NL:CRVB:2014:1360
Centrale Raad van Beroep
- Herziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WAO-uitkering
Op 23 april 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 11-3557 WAO, waarin verzoeker een herziening van een eerdere uitspraak heeft aangevraagd. Deze eerdere uitspraak, gedaan op 4 mei 2011, betrof de toekenning van een WAO-uitkering aan verzoeker door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Verzoeker had in 2008 een uitkering op grond van de WAO gekregen, maar was het niet eens met de beslissing van het Uwv om zijn bezwaar ongegrond te verklaren. De rechtbank Rotterdam had in 2009 het beroep van verzoeker tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard. In zijn verzoek om herziening stelde verzoeker dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet naar behoren had plaatsgevonden en dat dit pas kon worden aangetoond na de uitspraak van de Raad. Hij voegde een rapport van Instituut Psychosofia toe ter onderbouwing van zijn stellingen.
De Raad overwoog dat herziening alleen mogelijk is op basis van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak plaatsvonden en die niet bekend waren bij de indiener van het verzoek. De Raad concludeerde dat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldeden aan de criteria van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het rapport van Instituut Psychosofia bevatte geen nieuwe feiten, maar was gebaseerd op informatie die verzoeker al vóór de uitspraak bekend was. De Raad benadrukte dat het verzoek om herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de eerdere uitspraak.
Uiteindelijk wees de Centrale Raad van Beroep het verzoek om herziening af en oordeelde dat er geen grond was voor schadevergoeding of proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter C.C.W. Lange, in aanwezigheid van griffier E. Heemsbergen, en werd openbaar uitgesproken op 23 april 2014.