In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, werkzaam bij de gemeente Maastricht, was ontslagen op grond van een verstoorde arbeidsverhouding. De Raad oordeelde dat er sprake was van een impasse tussen de appellant en het college, waardoor het college bevoegd was om het ontslag te verlenen op basis van artikel 8.8 van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Maastricht (AGM). De Raad concludeerde dat het aandeel van beide partijen in de verstoorde verhoudingen gelijk was, wat betekende dat er geen grond was voor een extra schadevergoeding bovenop de garanties die het college al had gegeven. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, waarbij het beroep tegen het bestreden besluit van het college gedeeltelijk gegrond was verklaard, maar het beroep tegen het andere bestreden besluit ongegrond was verklaard. De Raad heeft de proceskosten niet toegewezen, aangezien er geen aanleiding voor was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 31 mei 2018.