Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Samenvatting
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het incidenteel hoger beroep niet-ontvankelijk.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld over de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante en haar partner, X, door het college van burgemeester en wethouders van Nuenen, Gerwen en Nederwetten. De Raad heeft vastgesteld dat appellante de inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet te melden dat zij en X aanzienlijke geldbedragen hebben ontvangen en dat er een hennepdrogerij in hun woning aanwezig was. De politie had op 26 september 2018 de woning doorzocht en daarbij een hennepdrogerij en een aanzienlijk bedrag aan contanten aangetroffen. De verklaringen van appellante bij de politie mochten door het college aan de besluitvorming ten grondslag worden gelegd, ondanks dat deze mogelijk in strijd met de Wet politiegegevens (Wpg) aan het college zijn verstrekt. De Raad oordeelde dat het gebruik van deze informatie niet onrechtmatig was, omdat het niet indruist tegen wat van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die het beroep van appellante tegen de intrekking van de bijstand ongegrond had verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat het college terecht had geconcludeerd dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld, gezien de onduidelijkheid over de herkomst en omvang van de ontvangen bedragen. Appellante had niet aannemelijk gemaakt dat zij recht had op bijstand, zelfs niet als zij de inlichtingenverplichting had nageleefd. De Raad heeft het incidenteel hoger beroep van het college niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen procesbelang was. De uitspraak bevestigt dat de intrekking en terugvordering van de bijstand in stand blijven, en appellante krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten.