ECLI:NL:CRVB:2022:2451
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand na ontdekking hennepkwekerij
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die betrokken was bij een hennepkwekerij. Appellant ontving sinds 20 januari 2017 bijstand op grond van de Participatiewet. Op 19 september 2018 werd er een hennepplantage aangetroffen op zijn uitkeringsadres, wat leidde tot een onderzoek door de sociale recherche. Appellant heeft verklaard dat hij samen met een andere persoon de plantage heeft opgezet, maar later ontkende hij dat er een oogst heeft plaatsgevonden. De rechtbank had eerder het beroep van appellant tegen de intrekking van de bijstand ongegrond verklaard.
De Raad oordeelde dat de intrekking van de bijstand gerechtvaardigd was, omdat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij recht had op bijstand. Hij had geen inzicht gegeven in zijn financiële situatie en de inkomsten uit de hennepkwekerij. De Raad benadrukte dat de bewijslast bij de bijstandverlenende instantie ligt, maar dat appellant zelf ook verplicht was om relevante informatie te verstrekken. De Raad verwierp de argumenten van appellant en concludeerde dat hij de inlichtingenverplichting had geschonden.
Daarnaast werd het verzoek van appellant om schadevergoeding afgewezen, omdat het besluit tot intrekking van de bijstand niet onrechtmatig was. De Raad veroordeelde het college tot betaling van de proceskosten van appellant in hoger beroep en bepaalde dat het griffierecht aan appellant werd terugbetaald. De uitspraak werd gedaan door K.M.P. Jacobs, in tegenwoordigheid van griffier B. Beerens.