Uitspraak
22 2388 WIA
Midden-Nederland van 11 juli 2022, 21/3452 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de herbeoordeling van de WIA-uitkering van appellante, die sinds 21 oktober 2010 een WGA-uitkering ontvangt. De mate van arbeidsongeschiktheid is in het verleden vastgesteld op 100%, maar na een herbeoordeling door het Uwv in 2016 is deze vastgesteld op 76,74%. Appellante heeft in 2020 gemeld dat haar klachten zijn toegenomen, wat leidde tot een nieuwe beoordeling. Het Uwv concludeerde dat appellante 79,81% arbeidsongeschikt was, maar na bezwaar en een nieuwe FML werd dit percentage vastgesteld op 77,96%. De rechtbank Midden-Nederland heeft in een tussenuitspraak geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat de arbeidsdeskundige voldoende had gemotiveerd dat de geselecteerde functies passend waren voor appellante. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij aanvoerde dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was en dat zij volledig arbeidsongeschikt was. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht op 77,96% had vastgesteld. De Raad bevestigde dat de arbeidsdeskundige voldoende had gemotiveerd dat de functies archiefmedewerker en telefonist, medewerker callcenter geschikt waren voor appellante, ondanks haar klachten. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand konden blijven.