In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand door appellante. De aanvraag was gericht op de kosten van toeleiding naar het schuldhulptraject MSNP/WSNP. Het college van burgemeester en wethouders van Kerkrade had de aanvraag op 31 oktober 2018 afgewezen, met het argument dat appellante kosteloos hulp van de gemeente had kunnen krijgen via de Kredietbank Limburg (KBL), die als voorliggende voorziening werd beschouwd. Appellante heeft bezwaar gemaakt, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Appellante, die sinds 16 maart 2016 onder beschermingsbewind staat, heeft in hoger beroep aangevoerd dat de gemeentelijke schuldhulpverlening niet passend en toereikend is. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat de gemeentelijke voorziening niet voldeed. De Raad heeft benadrukt dat appellante zelf de keuze heeft om gebruik te maken van verschillende partijen voor de toeleiding naar de WSNP/MSNP, zonder dat zij haar eigen bewindvoerder hoeft te ontslaan.
De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand in stand blijft. Appellante krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.