ECLI:NL:CRVB:2023:1694
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herhaalde aanvraag nabestaandenuitkering op grond van de ANW
In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt de herhaalde aanvraag van appellante om een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) behandeld. De Raad oordeelt dat de Sociale verzekeringsbank (Svb) de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om terug te komen van het eerdere besluit van 26 april 2005. De echtgenoot van appellante was op de dag van zijn overlijden niet verzekerd voor de ANW, aangezien hij niet als ingezetene van Nederland kan worden aangemerkt.
De procedure begon met een besluit van de Svb op 1 februari 2021, waarin het verzoek van appellante om terug te komen van het eerdere besluit werd afgewezen. Appellante maakte bezwaar, maar de Svb handhaafde zijn standpunt. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna zij hoger beroep instelde. Tijdens de zitting op 8 juni 2023 werd de zaak behandeld, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. R. Küçükünal, en de Svb door mr. A.F.L.B. Metz.
De Raad concludeert dat de Svb terecht heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten zijn die de herhaalde aanvraag rechtvaardigen. De Raad wijst erop dat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet als ingezetene van Nederland kan worden aangemerkt, wat betekent dat er geen recht op een nabestaandenuitkering bestaat. De afwijzing van de aanvraag blijft dan ook in stand, en de Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank.