Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Samenvatting
Inleiding
Het oordeel van de Raad
.
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante ontving een loonaanvullingsuitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) en was eerder volledig arbeidsongeschikt verklaard. Het Uwv heeft op 28 januari 2021 de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 48,12%, maar na bezwaar is deze herzien naar 53,30%. Appellante is het niet eens met deze vaststelling en heeft hoger beroep ingesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 7 juni 2023, waarbij appellante niet aanwezig was, maar het Uwv vertegenwoordigd was door een advocaat. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht heeft vastgesteld op 53,30% en dat er voldoende medische en arbeidskundige grondslag is voor deze beslissing. De rechtbank Limburg had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad oordeelt dat appellante niet in staat is om de door het Uwv geselecteerde functies te vervullen, maar dat de medische onderbouwing van het Uwv voldoende is. Ook de kostenveroordeling in bezwaar wordt afgewezen, omdat de resterende verdiencapaciteit niet is gewijzigd. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank.