2.5.Volgens het dagelijks bestuur heeft appellant zich opnieuw schuldig gemaakt aan soortgelijk of ander ernstig plichtsverzuim. Appellant wordt in het besluit van 19 november 2018 verweten dat hij:
1. tijdens zijn dagdienst op 17 september 2018 zonder bericht aan of toestemming van zijn leidinggevende en zonder vervanging te regelen voortijdig naar huis is gegaan zonder de dagdienstkoffer met de voor uitoefening van zijn functie benodigde apparatuur mee te nemen;
2. in de uitoefening van zijn functie van [Functie] tijdens de dagdienst op 17 september 2018 in strijd met de schriftelijke werkafspraken een melding over geluidsoverlast veroorzaakt door [naam onderneming] in [vestigingsplaats] niet in behandeling heeft genomen en nagelaten heeft naar dit bedrijf te gaan voor inspectie;
3. in de uitoefening van zijn functie van [Functie] tijdens zijn dagdienst op 17 september 2018 in strijd met de schriftelijke werkafspraken en ondanks de herhaaldelijke, dringende oproepen van de planner heeft nagelaten naar een bedrijf aan de [adres] te gaan voor inspectie naar aanleiding van een klacht over geluidsoverlast terwijl daarbij was verteld dat het een gevoelige zaak betrof die niet moest escaleren;
4. in de uitoefening van zijn functie van [Functie] tijdens onderzoek op 19 september 2018 naar een klacht over geluidsoverlast bij het bedrijf [naam bedrijf 1] niet volgens de werkafspraken en volgens de afspraken met de geluidspecialist metingen heeft uitgevoerd;
5. in de uitoefening van zijn functie van [Functie] tijdens zijn dagdienst op 21 september 2018 in strijd met de schriftelijke werkafspraken een melding van geluidsoverlast over het bedrijf [naam bedrijf 1] of het [naam bedrijf 2] niet in behandeling heeft genomen en nagelaten heeft naar deze bedrijven te gaan voor het doen van onderzoek.
Het dagelijks bestuur heeft bij de verweten gedragingen ook betrokken de feiten en gedragingen waarvoor appellant op 4 december 2017 en 31 mei 2018 een schriftelijke waarschuwing heeft gekregen. Samengevat wordt appellant verweten dat hij:
6. op 3 november 2017 een niet-zakelijk en ongepast whatsappbericht aan een leidinggevende van OZHZ heeft gestuurd;
7. tot tweemaal toe, te weten op 7 november 2017 en 10 november 2017, contact heeft gezocht met de ondernemer die een klacht tegen appellant had ingediend terwijl zijn leidinggevende hem had gezegd dat hij geen contact mocht opnemen met deze ondernemer;
8. op 20 februari, 1 maart en 6 maart 2018 de kiltunnelpas die hem ter beschikking was gesteld voor zakelijke doeleinden, heeft gebruikt voor privédoeleinden.
Bij brief van 22 oktober 2018 is een nieuw feit toegevoegd aan hetgeen appellant wordt verweten, namelijk:
9. dat hij op 13 oktober 2018 een als ongepast en bedreigend ervaren bericht heeft ingesproken op de voicemail van een collega.