In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de aflossing van een studieschuld door appellante, waarbij de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap besluiten had genomen die gebaseerd waren op de veronderstelling dat appellante een partner had. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat deze besluiten onterecht zijn gehandhaafd, omdat zij geen partner heeft. De Raad oordeelt dat de handhaving van de besluiten evident onredelijk is, aangezien de besluiten zijn gebaseerd op onjuiste gegevens. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep gegrond. De minister wordt verplicht om terug te komen van de besluiten uit 2016 tot en met 2019, waarbij ten onrechte is uitgegaan van een partner. Tevens wordt de minister veroordeeld in de proceskosten van appellante en moet hij het griffierecht vergoeden.