ECLI:NL:CRVB:2023:1418
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag NOW-2 subsidie wegens te late indiening zonder hardheidsclausule
In deze zaak heeft appellante op 23 september 2020 een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de NOW-2 regeling. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft deze aanvraag afgewezen, omdat deze na de uiterste indieningsdatum van 31 augustus 2020 was ingediend. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar de minister heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Oost-Brabant heeft in een eerdere uitspraak het beroep van appellante tegen deze afwijzing eveneens ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de NOW-2 regeling geen expliciete afwijzingsgrond bevat voor te laat ingediende aanvragen en dat zij, omdat zij eerder NOW-1 subsidie had ontvangen, automatisch in aanmerking zou moeten komen voor NOW-2 subsidie. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat artikel 10, tweede lid, van de NOW-2 geen discretionaire bevoegdheid voor de minister bevat en dat aanvragen die buiten de gestelde termijn worden ingediend, moeten worden afgewezen. De Raad heeft bevestigd dat de regeling geen hardheidsclausule bevat en dat er geen ruimte is voor maatwerk in schrijnende gevallen.
De Raad heeft de argumenten van appellante, waaronder haar beroep op het evenredigheidsbeginsel en eerdere uitspraken, niet gevolgd. De Raad heeft geconcludeerd dat de minister gehouden was de aanvraag van appellante af te wijzen en dat de rechtbank de beroepsgronden van appellante terecht ongegrond heeft verklaard. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.