ECLI:NL:CRVB:2019:4327
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet ongegrond wegens niet tijdig betaald griffierecht en geen schending van procesorde
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 december 2019 uitspraak gedaan in het verzet van appellante tegen eerdere uitspraken van 21 augustus 2019. De Raad had in die eerdere uitspraken de hoger beroepen van appellante niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. Appellante heeft verzet aangetekend en stelde dat haar recht om te worden gehoord was geschonden en dat er sprake was van vervalsing en verduistering van haar financiële gegevens.
Tijdens de behandeling van het verzet op 15 november 2019 zijn partijen niet verschenen. De Raad heeft overwogen dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij redelijkerwijs niet in verzuim was. Appellante had eerder bezwaren geuit tegen de nota's voor het griffierecht, maar heeft niet tijdig de vereiste stukken voor een verzoek om vrijstelling ingediend. De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet in onmacht verkeerde om het griffierecht tijdig te voldoen en dat het griffierecht van € 384,- haar toegang tot de rechter niet wezenlijk heeft belemmerd.
De Raad concludeert dat er geen schending is geweest van de eisen van een goede procesorde of van fundamentele rechtsbeginselen. Het verzet van appellante wordt ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.